|
De erfenis van Timur Lenk
Reisverhaal Samarkand
De taxichauffeur die ons het oude centrum van Samarkand binnen
rijdt, wijst op een paar agenten bij een wegversperring, laat
boos zijn stuur los en kruist zijn beide armen over elkaar:
de kortste weg vanaf het busstation is afgesloten, 'Zakrita'.
Hij geeft vol gas om ons met een omweg toch zo snel mogelijk
naar ons hotel te brengen.
Hotel Samarkand leek ons van alle hotels uit de Lonely Planet
de beste keus. Voor dertig dollar per nacht zou dit oude staatshotel
een kamer met uitzicht op de oude stad bieden. Een uitzicht
waarover Colin Thubron schreef: 'een wirwar van rode en grijze
daken - wrakgoed van blik en asbest dat dreef op een deining
van bomen -, bezaaid met turquoise koepels en minaretten. Daarachter
glinsterde een lange rug van sneeuwtoppen, die eeuwenoude bescherming
leken te bieden.'
De chauffeur zet ons af aan de overkant van een grote rotonde
die geasfalteerd wordt. Hoewel de schemering begint in te vallen,
wordt er nog volop gewerkt. Het hotel staat precies op de juiste
plek voor ons begeerde uitzicht, maar kost vandaag zeventig
dollar en is bovendien vol. De receptioniste geeft ons een adres
van een 'private hotel'. Wat dat precies is weet ze niet, we
moeten het maar proberen. Het is op loopafstand.
Buiten zijn de lichten ontstoken om de werkzaamheden in volle
gang door te laten gaan. Fonteinen worden getest, aan bloemperkjes
wordt de laatste hand gelegd. Wij worden langs de zijkant van
een brede weg geleid die naar vers asfalt ruikt.
Als in een sprookje licht rechts van ons opeens een grote turquoise
koepel op, geheel geribbeld, met aan beide zijkanten een minaret:
de Gur Emir, het mausoleum van Timur Lenk, de grote veroveraar
die de stad rond 1400 heeft verrijkt met de gebouwen waarvoor
wij nu naar Samarkand komen. Een brede laan leidt erheen, zodat
het mausoleum in al zijn glorie tot zijn recht komt. Mooier
dan nu, bij verrassing opduikend uit de duisternis, kan hij
zich niet aan ons tonen.
Ons hotelletje ligt net voorbij de Registan, het beroemdste
plein van Centraal Azië. Drie grote medresses waarvan alle
muren zijn versierd met ingelegde motieven, staan aan drie zijden
van het vierkante plein. De drie grote fa¸ades, de koepels
en minaretten zijn bewerkt met uitbundige mozaiekpatronen. Nergens
ter wereld is een plein dat zo'n rijkdom laat zien aan keramische
versierkunst. Als het plein links van ons verschijnt, is er
van alles op te doen. Aan de straatkant, de enige open kant
van de Registan, worden tribunes gebouwd. Het plein erachter
is fel verlicht, er worden dansen uitgevoerd en aan de overkant
loopt een rij middeleeuwse lansiers te paraderen. Als we in
de richting van de tribunes lopen, stuiten we op een soldaat
die de armen kruist: 'Zakrita'. We mogen het plein niet op.
Even verder slaan we een smal straatje in met aan beide kanten
muren met hier en daar een dichte deur. Al snel arriveren we
bij Hotel Furkat. En jawel, we worden dit keer gastvrij binnengelaten.
Een levendige man van tegen de dertig stelt zich voor als Furkat.
Wij betreden een binnenplaats waarop twee kleine meisjes bij
een kraantje kopjes staan af te spoelen, samen met oma. Rond
de binnenplaats zien we aan drie kanten woonvertrekken, aan
de vierde kant een veranda met een lange tafel voor het ontbijt
en avondeten van de gasten.
Furkat is de eerste particulier in Samarkand die zelfstandig
een eigen hotel is begonnen en beschikt nu over een van de beste
privéhotels van de stad. Tot voor kort had Uzbektourism
het monopolie op het toerisme, net als Intourist in de Sovjet-tijd,
waaruit dit staatsbedrijf is voortgekomen. Nu wordt het toerisme
nog wel gecontroleerd door Uzbektourism, maar is er ruimte voor
privé-initiatief. Wij boffen dat we hem gevonden hebben:
dit traditionele Oezbeekse huis met zijn gezellige binnenplaats,
aardige mensen en diners met de andere gasten, lijkt ons verre
te prefereren boven een onpersoonlijk staatshotel als Hotel
Samarkand, ook al moeten we over de binnenplaats naar het toilet
en is de sauna nog niet af.
Even na half acht schuiven op de veranda twee bejaarde Amerikanen
aan tafel die gisteren zijn aangekomen. Zij kunnen ons vertellen
wat er in Samarkand aan de hand is: de stad bereidt zich voor
op het feest van de 660e geboortedag van Timur Lenk, de nieuwe
vader des vaderlands, symbool van de jonge onafhankelijke natie
en het grootse verleden. Kosten noch moeite worden gespaard
om het feest te doen slagen. Oezbekistan moet die dag trots
zijn op het Samarkand van Timur en het Oezbekistan van president
Karimov. Aan de hoge buitenlandse gasten moet Samarkand opnieuw
als parel van Centraal Azië getoond worden. De stad heeft
nog drie weken om zich op het feest voor te bereiden, dat op
25 oktober zal worden gevierd. Toeristen zoals wij, die in de
weken daarvoor naar Samarkand zijn gekomen, hebben pech: bijna
alle gebouwen uit Timurs tijd zijn voor het publiek gesloten.
Mede dankzij Karimovs nationalisme en hang naar het roemrijke
verleden, kan Samarkand aan zijn nieuwe jeugd beginnen, hierbij
geholpen door de Unesco die de restauraties van de oude gebouwen
financiert. Het is de zoveelste keer dat de stad zich opricht.
Al ten tijde van Alexander de Grote was hij beroemd om zijn
schoonheid. Toen Alexander de stad in 329 voor Christus innam,
na een lange barre tocht door de woestijn, sprak hij: 'al wat
ik hoorde over de schoonheid van de stad is waar, behalve dat
ze veel mooier is dan ik had verwacht'. Na een lange periode
van verval maakte de stad in de negende en tiende eeuw opnieuw
een langdurige bloeiperiode door. Hier verzamelden zich wetenschappers,
dichters en kunstenaars. De stad telde 400.000 inwoners, meer
dan tegenwoordig. Veel van de welvaart was te danken aan de
centrale ligging aan de zijderoute: nadat de karavanen over
de hoge passen van de Pamirs en de Tien Shan waren getrokken,
of door de barre woestijnen ten zuiden en westen van de stad,
streken ze neer in de vruchtbare oase van Samarkand om er hun
kostbare waar te verhandelden. Van het Samarkand uit die tijd
is echter bijna niets meer over. In 1220 trof de stad hetzelfde
lot als destijds zovele steden: Djengis Khan kwam langs met
zijn Mongoolse horden. De stad werd met de grond gelijk gemaakt,
de bevolking massaal om het leven gebracht of meegenomen als
levend schild bij volgende veroveringen. Djengis Khan hield
niet van steden, hij hield meer van overzichtelijke vlakten.
Wie Djengis Khan noemt, noemt vaak in één adem
ook Timur Lenk. Twee eeuwen later groeide Timur, die zijn legers
overal zelf aanvoerde, uit tot de grootste veroveraar aller
tijden. Uiteindelijk beheerste hij heel Centraal Azië,
Afghanistan, Noord-India (tot in Delhi), Perzië, Irak,
Anatolië (Turkije), Klein-Azië, de Kaukasus en een
groot stuk van Rusland. Hij heeft met zijn legers voor Moskou
gestaan. Net als Djengis was hij meedogenloos voor de veroverde
volken. Zeventien miljoen doden hebben zijn veroveringstochten
gekost. Berucht zijn zijn slachtingen: 2000 opstandige inwoners
van Isfahan (Iran) die levend op elkaar zijn gegooid om in lemen
torens te worden gemetseld. Bij de verovering van Delhi doodde
hij eerst 100.000 hindoe-gevangenen, waarna hij in de stad even
zoveel inwoners over de kling joeg. Toen hij Smyrna (nu het
Turkse Izmir) had veroverd, bekogelde hij de vluchtende Christelijke
vloot met de hoofden van de gesneuvelde ridders. Berucht zijn
ook de pyramides van schedels die hij liet oprichten na strafexpedities
naar opstandige steden, zoals Bagdad. Maar Timur bouwde in tegenstelling
tot Djengis niet alleen met schedels. Hij maakte Samarkand tot
hoofdstad van zijn rijk, haalde overal de beste handwerkslieden
vandaan en liet de stad volbouwen met de prachtigste moskeeën,
medresses en mausolea, zoals de Gur Emir, de Bibi Chanoum-moskee
en de Shah-i-Zinda. Stuk voor stuk behoren zij tot het mooiste
uit de islamitische architectuur. Twintig jaar na Timurs dood,
ten tijde van Timurs kleinzoon Ulug Beg, bereikte Samarkand
zijn absolute hoogtepunt op cultureel, economisch en wetenschappelijk
gebied. Het rijk was tot zijn maximale omvang uitgedijd. Koning
Ulug Beg was in zijn tijd de beroemdste wiskundige en astronoom.
Hij bouwde het grootste observatorium van zijn tijd en bepaalde
de lengte van het jaar tot op één minuut nauwkeurig.
Een eeuw na Timurs dood viel het rijk uiteen en raakte de stad
opnieuw in verval. Hij viel in handen van de emir van Bouchara.
Halverwege de 19e eeuw drongen de expanderende Russen door in
Centraal Azië. Samarkand viel als een van de eerste steden,
niet veel later beheerste Rusland de hele regio. Rond de eeuwwisseling
waren de oude gebouwen van Samarkand geheel vervallen tot runes.
Niemand bekommerde zich om de resten, en zeker niet de latere
communistische machthebbers, die elke uiting van geloof fel
bestreden. En Timur werd in de communistische schoolboekjes
afgeschilderd als bloeddorstige tiran, geen voorbeeld voor het
volk, integendeel.
We lopen het hotel uit en zien opeens aan het eind van het
straatje, ver boven de laagbouw van de oude stad, een turquoise
geribbelde koepel in het zonlicht schitteren: de Bibi Chanoum.
Een opwindend moment, zo plotseling één van de
koepels te zien van de beroemdste moskee van Centraal Azië
(en ver daarbuiten). We lopen verder, zien een kleine minaret
verschijnen, en een deel van een glinsterende fa¸ade met
arabische sierletters en daaronder, in witte steen, een spel
van buigende lijnen en paarse sterren. Als we dichtbij komen
is de Bibi Chanoum, die overal hoog bovenuit torent, nog steeds
niet in zijn geheel te zien. Tien meter hoge muren, over de
gehele lengte voorzien van regelmatige tegelpatronen, omsluiten
het terrein met achteraan een grote moskee en aan beide zijkanten
twee kleinere moskeetjes. De grote moskee heeft een grote gladde
blauwe koepel die bijna geheel schuilgaat achter de glinsterende
fa¸ade. Overal worden restauratiewerkzaamheden uitgevoerd.
Aan de voorzijde van het complex wordt de gigantische hoofdpoort
met behulp van hijskranen opnieuw opgebouwd. Grote betonnen
platen overspannen de ruimte tussen de twee torens aan weerszijden,
die op hun beurt ook in de steigers staan. En ervan symboliseert
het verleden: de top ontbreekt volledig, de toren eindigt in
kale steen. De ander ziet er geheel als nieuw uit. Op alle vier
de hoeken van het complex staan minaretjes die nog niet tot
halverwege de koepels en de torens komen. Een ervan staat nog
in de steigers, net als veel muren van de moskeeën op het
binnenterrein. Daarmee is de Bibi Chanoum bij uitstek het symbool
van de zoveelste wederopstanding van Samarkand: verval maakt
opnieuw plaats voor uitbundige schoonheid. De Gur Emir en de
Registan naderen hun voltooiing, de Bibi Chanoum is nog lang
niet af. Over alle muren loopt een grillige lijn die de scheiding
tussen oud en nieuw markeert; erboven is het mozaiekwerk licht
en helder, eronder donkerder en doffer. Ook ansichtkaarten en
foto's uit verschillende boeken laten zien hoe men met de Bibi
Chanoum gevorderd is. Het meest onthutsend zijn foto's uit het
begin van de eeuw: majestueuze brokken muur rijzen als een soort
spitsbergen omhoog uit een zee van marktkraampjes. Alleen de
koepel van de grootste moskee staat nog overeind, weliswaar
flink ingescheurd, samen met wat resten van de hoofdpoort. De
andere moskeeën zijn vervallen tot groteske hompen steen.
Recentere foto's en ansichtkaarten laten veel van het herstel
zien, doch geen foto toont minaretten op de hoeken van het complex,
of een hoofdpoort: tussen twee afgebrokkelde torens gaapt een
groot gat, op sommige met een hijskraan erin.
In feite is de Bibi Chanoum, genoemd naar de favoriete vrouw
van Timur, nooit lang intact geweest. Timur had zijn bouwmeesters
tot te veel haast en te grootse plannen opgezweept. Toen hij
vol trots terugkeerde van de plundering van Delhi, gaf hij in
1398 opdracht met grote spoed de grootste en mooiste moskee
ter wereld te bouwen. Na vijf jaar was het voor die tijd gigantische
complex af, net voor zijn dood in 1405. Als hij niet buitenshuis
was inspecteerde Timur dagelijks de bouw, daarbij iedereen manend
tot meer haast. Toen hij halverwege de bouw van een van zijn
expedities terugkeerde, viel de hoofdpoort hem zo tegen dat
hij beval hem af te breken, een twee maal zo grote te bouwen
en de architect op te hangen. De poort vertoonde nog tijdens
Timurs leven de eerste scheuren. De muren begonnen niet lang
daarna af te brokkelen. De fundamenten bleken niet sterk genoeg
om de muren, torens, bogen en koepels langdurig te kunnen dragen.
Regelmatige aardbevingen bespoedigden het verval, evenals plunderingen,
onder anderen door de emir van Bouchara, die de edelmetalen
eruit liet halen om er munten van te slaan.
Vreemd genoeg waren het niet de islamitische heersers die besloten
de Bibi Chanoum, net als de Registan en de Gur Emir, in ere
te herstellen. Nee, het waren in de zeventiger jaren juist de
oude onderdrukkers van het geloof, de Russen. Bevreesd als zij
waren dat de oorlog in Afghanistan tot onrust onder de islamitische
volkeren in het aangrenzende Centraal Azië zou leiden,
besloten zij ze te paaien met de renovatie van de oude gebouwen.
Maar ze deden het op wijze die het communisme zo eigen was:
zonder bezieling, snel en goedkoop. Ze bouwden niet voor de
eeuwigheid. Ze metselden de tegelpatronen direct op de oude
muren, maar dat houdt niet in het extreme landklimaat waar 's
zomers de temperaturen tot 50 graden oplopen en het 's winters
hard vriest. Het begon al snel weer af te brokkelen. Nu worden
op de muren eerst frames van staaldraad gemaakt waarop de tegeltableaus
worden gemetseld. De lucht tussen de muur en het mozaiekwerk
moet voorkomen dat de prachtige huid lijdt onder de rek- en
krimpeffecten in de muren. Wij zien de huid groeien: op de steigers
staan bouwvakkers het stalen vlechtwerk rond de muur met geel
cement in te smeren, waarna anderen er vierkante plakkaten met
ingelegde tegeltableaus tegenaan plakken die beneden zijn klaargemaakt.
Plakkaat na plakkaat nadert de Bibi Chanoum zijn voltooiing.
Toch gaat de renovatie ook nu veel te snel. Karimov heeft evenveel
haast als destijds Timur. In 1991, net nadat Oezbekistan onafhankelijk
geworden was, verordonneerde hij dat honderden moskeeën,
medresses, mausolea en andere bouwwerken, de meesten uit Timurs
tijd, in tien jaar tijd moesten worden hersteld. Voor de gebouwen
in Samarkand werd vijf jaar uitgetrokken, vanwege het naderende
feest van Timurs 660e geboortedag. Bij gebrek aan voldoende
vaklieden zijn er op grote schaal onervaren mensen ingezet.
Opnieuw brokkelt hier en daar al weer af wat net is gerestaureerd.
De grootste fout uit Timurs tijd, bouwen op te zwakke funderingen,
wordt dunnetjes overgedaan: op de oude slechte funderingen worden
muren en bogen gebouwd met zwaardere materialen dan destijds.
Ook nu is er geen rekening gehouden met de aardbevingen die
dit gebied regelmatig teisteren. Karimov heeft in 5 jaar tijd
Timurs erfenis in Samarkand bijna geheel hersteld, maar ook
bij het verval zal de geschiedenis zich waarschijnlijk herhalen.
Als we door een zij-ingang naar binnen proberen te glippen,
houden bouwvakkers ons tegen. 'Zakrita'. Als we met duim en
wijsvinger aangeven een heel klein beetje binnen te willen kijken,
gaan de armen kruislings over elkaar - er zit opnieuw geen rek
in.
's Middags willen we een poging doen de Gur Emir te bezichtigen,
maar veel hoop er binnen te komen, hebben we niet: het mausoleum
met de tombe van Timur zelf zal ook wel 'zakrita' zijn. Als
we de koepel naderen, zien we onder de rijkbewerkte poort een
agent met iemand praten. Ik geef hem een hand en vraag vriendelijk
of we naar binnen mogen. Helaas, dat mag niet, zegt hij beleefd
verontschuldigend, maar als we omkeren komt hij ons achterna
en toont hij voorzichtig een sleutel waarmee hij kleine draaiende
bewegingen maakt. Wij moeten rechtsom naar de achterkant van
het mausoleum lopen, maar stilletjes hè? Daar wacht hij
op ons en laat hij ons binnen in de ruimte met Timurs tombe
(het grootste stuk zwarte jade ter wereld) en die van acht familieleden.
De koepel erboven is ook in het zwakke licht van één
peertje prachtig, vol flonkerende gouden honingraat-vormen;
de muren bedekt met kleurrijke geometrische figuren en meters
lange inscripties. 'Negen tombes', zegt onze politiegids, en
noemt de namen van de respectievelijke doden, waaronder ook
Ulug Beg, om vervolgens te informeren wat we hiervoor over hebben.
Wij bieden twee dollar. Dat blijkt voldoende voor nog een extra
bezichtiging, namelijk van de werkelijke graven, die in de crypte
van het mausoleum liggen. Stil, mondje dicht! We gaan naar buiten,
hij ontsluit een kleine bewerkte houten deur en via een nauw
gangetje komen we in de crypte. Hierin, zoals onze gids toont,
opnieuw negen blokken steen in dezelfde posities ten opzichte
van elkaar, met opnieuw dezelfde doden erin, maar dit keer echt.
De echte Timur, zo verguisd en nu weer zo vereerd, die Bagdad,
Aleppo en Damascus heeft verwoest, evenals Delhi en Isfahan,
en van Samarkand in weinig jaren de meest illustere stad van
zijn tijd heeft gemaakt. De Timur die van Karimov standbeeld
na standbeeld krijgt, met wie de eerste president van het nieuwe
land zo graag in één adem genoemd wil worden.
Gelukkig voor ons heeft hij een politie-apparaat dat uit zakrita
wel eens een slaatje wil slaan. Timur zou de man bij ontdekking
ter plekke de kop hebben laten afhakken.
Als we de volgende ochtend iets na zevenen bij de Bibi Chanoum
aankomen, is er geen bouwvakker te zien. Opeens staan we, geheel
alleen, tussen de drie moskeeën en de muren en minaretten
eromheen. Onze ogen dansen over de patronen van lijnen en sterren
op de fa¸ade van de grootste moskee, over het grote tableau
daarboven vol slanke langgerekte arabische sierletters. Iedere
letter bestaat uit smalle marmersteentjes, omgeven door donkerblauwe
stukjes tegel, zo precies in elkaar passend dat het geheel van
veraf niet als mozaiekwerk te herkennen valt. Alle muren zijn
met ingelegde steentjes bedekt, sommige met eenvoudige patronen,
andere met prachtig uitgesneden details die zich eindeloos herhalen.
De dominante turquoise stenen die de koepels hun hemelse kleur
geven, zijn dan weer iets lichter, dan weer iets donkerder,
waardoor de koepels een ongekende levendigheid hebben. Duiven
dalen neer op de koepels, steken af tegen de lucht, vliegen
weer op, waarbij hun witte vleugels weer nieuwe patronen vormen
tegen de koepel en het lichtblauw van de lucht. Onze ogen houden
niet op met kijken, ze springen van lijn naar ster, van koepel
naar boog, van blauw naar turquoise, van figuur naar sierschrift.
Dan komen de eerste bouwvakkers het terrein op. Tegen de tijd
dat we terug willen voor ons ontbijt in het hotel, wenkt een
jongen mij naar de zijkant van de grootste moskee die schuilgaat
achter de grote fa¸ade met aan weerszijden twee torentjes.
Hij klimt naar een gat in de muur en duikt onder een rooster
van betondraad door dat het gat provisorisch afsluit. Ik klauter
achter hem aan. Hij is mij al een eindje vooruit op een wenteltrap
waarvan de treden volledig zijn afgebrokkeld, maar die nog voldoende
uitstekende stenen heeft om over omhoog te klimmen. Al snel
is het pikkedonker en moet ik op de tast verder. Af en toe kom
ik langs een lichtgat en zie ik de resten van de trap. Het gaat
erg stijl omhoog. Opeens ben ik boven, volledig in het licht.
We staan bovenop de toren van de Bibi Chanoum! Ik kan rustig
rondkijken over het terrein, kijk neer op de twee andere moskeeën,
de grote blauwe koepel achter mij en de boog boven de toegangspoort
die weer opnieuw wordt opgebouwd. Verderop zie ik de Registan
en de Gur Emir boven de stad uitsteken, en aan de zijkant Hotel
Samarkand. Thubron heeft gelijk: een zee van grijze en bruine
daken, van asbest en golfplaat, maar helaas geen besneeuwde
toppen. Thubron is hier blijkbaar in een ander jaargetijde geweest.
De Amerikanen blijken ondertussen op de Registan te zijn geweest.
Volgens hun gids is de Bibi Chanoum ook overdag gewoon open
voor toeristen, als je tenminste een ingang neemt die niet meer
wordt gerestaureerd, maar voor de Registan moet je connecties
hebben. Alleen 's ochtends vroeg, als de repetities nog niet
begonnen zijn, wil de politie misschien ook voor ons een oogje
dichtknijpen.
De volgende ochtend is de politie ons opnieuw niet welgezind:
'zakrita', we mogen beslist de Registan niet op. We dralen wat
en bekijken op afstand de medresse aan de overkant. Ook dat
is mooi, maar niet waarvoor we gekomen zijn. Dan komen er opeens
uit een medresse een aantal toeristen tevoorschijn, en even
later hun gids. Als we de agent erop attenderen, geeft hij zich
gewonnen en opent hij het hek. De gids zegt dat we kunnen rondkijken
zoveel we willen, als we maar aan de politie denken als we weer
weggaan: niets is hier voor niets. De toeristen verdwijnen,
wij lopen weer als enige rond. Het verhaal wordt eentonig, maar
niet minder mooi: het is overweldigend, de drie grote, volledig
bewerkte medresses rond het grote plein, het evenwicht tussen
die gebouwen en de ruimte ertussen, en al die glanzende figuren
en patronen op de fa¸ades, poorten, koepels, minaretten
en muren om ons heen. Het gaat maar door, het houdt niet op.
Prachtige figuren, geraffineerde lijnenspelen. Als we weggaan
vervoegen wij ons bij de chef van de politie. Hij aanvaardt
verbaasd de dollars die we hem overhandigen: sinds wanneer geven
mensen ongevraagd geld aan de politie?
|
|
|





|
|